Wil je me even dragen? Parentificatie bij kinderen, ook in liefdevolle gezinnen Je kent het wel: dat familiediner waarbij je ‘ gezellig’ samen aan tafel zit, terwijl er onderling dingen spelen die niet zijn uitgesproken. Jij zit er als zesjarig hoogbegaafd (en dus hoogsensitief) kind tussen, merkt dat je tante na een ogenschijnlijk onschuldige opmerking van je vader net wat oppervlakkiger adem gaat halen en haar bestek met een milliseconde vertraging neerlegt. Je moeder heeft het ook gezien, ze verstijft, scant razendsnel de gezichtsuitdrukkingen aan tafel. In een reflex besluit ze de ruimte te vullen met het aaneenschakelen van oppervlakkige verhaaltjes en vragen. Jij deint mee op deze golf van woorden, het voelt alsof je langzaam afdrijft naar open zee. Als de woorden stoppen is het plotseling oorverdovend stil. Je vraagt je af of je ooit nog adem kunt halen. Je oom, die niets in de gaten heeft, gooit nog wat olie op het vuur terwijl hij in de pannen loert en zichzelf nog wat opschept. Je vader lacht en houdt zijn bord bij: hij lust ook nog wel een beetje. Je tante staat op en loopt geruisloos naar het toilet. Er verschijnt een laagje vocht in je moeders ogen. Je moeder kan er niets aan doen, dat weet je, zij kan immers ‘niet-niet communiceren’. Je vader, die alles heeft veroorzaakt, valt eigenlijk ook niets te verwijten. Hij kan niet zien wat hij niet ziet en hetzelfde geldt voor je oom. En jij, met je zes prille jaren, jij kan ‘niet-niet zien’ wat je hebt waargenomen. En nu je vervuld bent met dit alles voel je je verantwoordelijk om het op te lossen, al was het maar om de situatie voor jezelf weer veilig te maken. Je kruipt bij je moeder op schoot, …