Ministerie voor de Nieuwe Tijd – Heleen Weening gelooft dat de komende tijd bewust, diep menselijk leiderschap vraagt van ons allemaal. Zij pleit ervoor dat wijzelf én onze nieuwe leiders-in-spé deze 5 uitgangspunten als leidraad hanteren:
Heleen Weening specialiseerde zich als bestuurskundige in Europese integratie en internationale betrekkingen en promoveerde op het thema ‘Smart Cities – omgaan met onzekerheid’. Zij is jarenlang politiek actief geweest, o.a. als raadslid en partijvoorzitter van Groen Links. Op dit moment werkt zij als Directeur van Duurzaam Den Haag en brengt zij vanuit het Levenslucht Collectief dat zij met Mieke Verhagen oprichtte een beweging op gang, van mensen die een nieuwe samenleving willen realiseren waarin het welzijn van allen het uitgangspunt is.
interview door Petra Hiemstra, 18 mei 2020 – gepubliceerd in ons boek Ministeries voor de de Nieuwe Tijd
Ja, je zou het ook het Ministerie voor de Nieuwe Verlichting kunnen noemen. Ik heb sterk het gevoel dat we daar nu klaar voor zijn. Ik zal dat toelichten.
De stroming die we nu Verlichting noemen, ontstond in de 18e eeuw. Dat was een cultureel-filosofische stroming onder de elite, die tot doel had het gebruik van de rede, het filosoferen en de wetenschap door gedegen feitenonderzoek te bevorderen. Deze beweging gaf een enorme impuls aan zaken als: individualisering, emancipatie, feminisme, secularisering en globalisering. We hebben ons gelijkheidsbeginsel, mensenrechten en burgerrechten er mede aan te danken. En dat is een groot goed!
Nu denk ik dat het nu tijd is voor een Nieuwe Verlichting, waarbij we als hele mensheid naast de ratio, óók ons hart, onze ziel en geest (‘spirit’) laten spreken als we antwoorden zoeken op vraagstukken in ons persoonlijke leven, onze organisaties en onze samenleving.
Ik geloof dat als we de wijsheid van ons lichaam, de wijsheid vanuit het niet-weten én de wijsheid uit het ons omringende veld mee laten resoneren in de beslissingen die we nemen, we beslissingen gaan nemen die duurzamer én menselijker zijn, en dus meer bijdragen aan het welzijn van allen, van mens én de aarde, natuur en alle levende wezens.
Daarom wil ik 5 voorstellen doen, die ons gaan helpen deze Nieuwe Tijd goed samen vorm te geven.
Hoe belangrijk het is dat we zorgen voor evenwicht tussen de fundamentele menselijke waarden en de juiste waarden koppelen aan de juiste samenlevingsdomeinen, werd me duidelijk toen ik de boeken las van Klaas van Egmond (“Homo Universalis”) en dat van filosoof Martijn Brasem (“Vrijheid, gelijkheid en broederschap”). Waar Van Egmond de nadruk legt op het belang van een moreel kompas, is het boek van Brasem een interessante en actuele uitwerking van de sociale driegeleding, die ontwikkeld is door Rudolf Steiner. Steiner stelt dat:
Steiner beschrijft dat het mis gaat als we die waarden toepassen op de verkeerde domeinen. In onze huidige samenleving staat de “gelijkheid” in het rechtsleven bijvoorbeeld regelmatig onder druk via het moderne economische systeem, waar niet “broederlijkheid” maar juist “vrijheid” de boventoon voert. En op economische gronden worden vaak veranderingen doorgevoerd in het culturele leven, bijvoorbeeld in het educatieve systeem, waardoor ook de “vrijheid” in het geding komt.
Het is hoopgevend dat nu overal in de wereld nu vrouwelijke leiders opstaan, zoals Jacinda Ardern in Nieuw Zeeland en de 5 vrouwelijke politici die in Finland regeren, die laten zien dat we ook politiek kunnen bedrijven die gestoeld is op zachte, zorgzame, holistische, verbindende waarden. Deze veelal als vrouwelijk betitelde waarden of principes, bieden een goede bedding om de meestal als mannelijk aangeduide groeikrachtenergie goed in vorm en in de juiste balans te houden. Juist dat evenwicht tussen het vrouwelijke en het mannelijke zorgt voor een duurzame samenleving.
Ik zou graag zien dat we bij de selectie van onze nieuwe leiders in onze organisaties en politiek bewust gaan kiezen voor mensen die hun eigen menselijke potentieel volledig willen inzetten én duurzaam ontwikkelen. En dat vraagt van hén dat zij ook in deze diepe menselijkheid gaan stáán. En in het verlengde daarvan om een zekere vorm van spirituele emancipatie.
Wat ik daarmee bedoel? Als boeddhist verbaas ik me erover dat ‘gelovigheid of spiritualiteit’ in het publieke domein in het verstophoekje lijkt te zitten, alsof er een taboe op rust. Hoewel miljoenen mensen aan mindfulness doen, merk ik in vergaderingen toch dat deelnemers bijvoorbeeld geheimzinnig doen over het feit dat ze voor persoonlijke of zakelijke vraagstukken een energetisch healer hebben bezocht.
En dan vraag ik me af: waarom doen we daar zo besmuikt over? Waarom mag deze interesse er alleen maar zijn in het privé domein? Is het niet merkwaardig dat mensen als Winsemius, Terlouw, Lubbers en Witteveen na hun actieve maatschappelijke carrière een bijzonder bewustzijn blijken te hebben, dat toen ze actief waren in de samenleving, in het publieke domein, onzichtbaar was? Het is alsof we spiritualiteit en innerlijk bewustzijn beperken tot het privédomein, en thuislaten voor als we weer klaar zijn met ons werk in de samenleving. Om de nieuwe samenleving te creëren is er juist behoefte aan ruimte, aandacht en verbinding met expliciete spiritualiteit en bewustzijn in het publieke domein.
Ik denkt dat het helpt als we collectief bewust kiezen voor leiders die behalve lineair, ook meerdimensionaal en circulair kunnen denken, die belichaamd zijn en intuïtief. Leiders voor wie het aansturen van een land hetzelfde is als goed zorgen voor hun eigen gezin. Leiders die open zijn over hun waarden. Die de dialoog prefereren boven het debat. Die sprekend luisteren en luisterend spreken. Die de nadruk leggen op wat verbindt in plaats van wat verschilt. Hen moeten we steunen. En we moeten anderen erop aanspreken als zij onverhoopt enkel het belang van zichzelf of hun bedrijf laten prevaleren boven dat van het grotere geheel.
Als gevolg hiervan zullen er nieuwe verhalen ontstaan, waardoor we op een veel menselijkere en daarmee sociaal en ecologisch duurzame manier – vanuit de menselijke maat – naar vraagstukken in de zorg, onze natuur, voedselvoorziening, verdelingsvraagstukken, het onderwijs en de arbeidsmarkt, kunnen kijken. En van betekenis kunnen zijn voor elkaar.
Zijn die leiders er? Jazeker. Op wereldschaal kennen we allemaal de grootheden die een diepe spiritualiteit koppelen aan maatschappelijke inzet, denk aan: Moeder Theresa, Gandhi, Martin Luther King en Mandela. In eigen land is Irene Lippe Biesterfeld voor mij een inspirerend en bemoedigend voorbeeld. Zij spreekt openlijk over haar diepe verbinding met de natuur en wat dit met haar doet. Ook (bij ons) veel minder bekende vrouwen van de inheemse volkeren doen hierin belangrijk voortrekkerswerk, zoals Madonna Thunder Hawk en Marcella Gilbert.
Dag Hammarskjöld’s spirituele visie werd bijvoorbeeld gevoed door psalmen, Meister Eckhart en Herman Hesse, en is na zijn dood samengevat in het boek Merkstenen. Oud minister van financiën en hoogleraar economie Johan Witteveen was aanhanger van het universeel soefisme, een geloofsleer gericht op het verbinden van de oosterse en westerse religies. In het boekje ‘Hart voor de aarde, hart voor jezelf’, bespreekt hij met zenleraar Brigitte van Baren, het ‘Handvest van de Aarde’, een internationaal document over de fundamentele waarden en principes die kunnen bijdragen aan een rechtvaardige, duurzame en vreedzame samenleving. En ik begrijp dat.
Waar ik nou zo naar verlang is dat publieke figuren ook terwijl ze in functie zijn openlijk meer mogen zijn dan hun gedachten en hun hoofd, meer mogen inbrengen dan wat zich beperkt tot het materiële. Om de nieuwe samenleving te creëren is er juist behoefte aan ruimte en aandacht voor en verbinding met expliciete spiritualiteit en bewustzijn in het publieke domein. Het uit de kast komen als ‘heel en spiritueel mens’, vraagt moed.
In mijn eigen organisatie pas ik actief de waarden en principes vanuit de ‘art of hosting’ toe. Deze methodes helpen enorm om diepe menselijkheid (zo je wilt spiritualiteit, in de zin van hoog bewustzijn) in je organisatie meer ruimte te geven.
Een voorbeeld? Een simpele ‘check-in-vraag als: “hoe zit je er bij vandaag?”, zorgt ervoor dat collega’s elkaar als hele mens en als professional zien. Dat werkt door in hun begrip voor elkaar. Mensen kijken dan merkbaar minder vanuit ego of macht en meer vanuit groter perspectief naar zaken en komen vanuit een ándere intentie tot besluiten en actie.
Ik merk: wat in onderstroom leeft, wordt zo veel makkelijker verbonden met de bovenstroom; het systeem. Het op deze manier werken, maakt mijn collega’s vindingrijker en onbevreesder. En ik ben heel benieuwd tot welke positieve doorbraken en scheppingskracht we in staat zijn, als we dit collectief meer zouden doen in de samenleving. Als we ons hele menszijn mogen inbrengen, wat is er dan niet allemaal mogelijk!
Geld is een middel om met elkaar de waarde te creëren die nodig is. En het is een instrument voor broederschap. Het zou een enorm verschil maken als onze journalisten niet meer schrijven vanuit rendement denken, maar belichten welke waarde een organisatie, product of dienst of besluit toevoegt aan onze samenleving.
Daarom wil ik voorstellen dat we een gezond belastingstelsel ontwerpen dat uitblinkt in eenvoud en dat de aarde dient. Met maatregelen die iedereen begrijpt. Maatregelen die menselijke gelijkwaardigheid bevorderen, waardoor armoede en vervuiling afnemen en ontspannen samenleven bevorderd wordt. Concreet door minder lasten op arbeid en meer belasten van grondstoffen en vervuiling (waaronder CO2-uitstoot). Dat levert direct effectief milieubeleid op: sterke vermindering van het gebruik van grondstoffen door alle maatschappelijke kosten via heffingen in de ‘echte prijs’ te verwerken.
Collectiviteit kan daarbij een leidend principe worden. Zoals bij de arbeidsongeschiktheids-verzekeringsvorm van het broodfonds. Ieder lid betaalt een vast bedrag per maand en steunt elkaar bij arbeidsongeschiktheid op basis van het schenkingsrecht. Alles wat niet wordt uitgekeerd blijft op je eigen bankrekening staan, en dat is dan een mooi appeltje voor de dorst.
In wezen gaat dit over een gezonde balans tussen gezamenlijk en privébelang en over een relatie tussen mensen, gebaseerd op vertrouwen. Systemen worden vaak zo vreselijk ingewikkeld omdat wordt uitgegaan van wantrouwen, omdat ze bestand moeten zijn tegen fraude en mensen die misbruik maken van het systeem. Daar hebben de 99% van de mensen die te goeder trouw zijn alleen maar last van. Door vertrouwen te herstellen kunnen systemen ontstaan die weer dienend zijn. Wat dat betreft ben ik benieuwd naar de discussie en de mogelijkheden van een basisinkomen voor iedereen. Mogelijk kan dat in een ander interview worden belicht?
Vanuit mijn rol als Directeur van Duurzaam Den Haag, zie ik dagelijks hoe groot de kracht is van coöperatieve initiatieven als de Groene Mient, de Moerwijk Coöperatie en talrijke energiecoöperaties in het land. In collectieven denken bewoners op kleine schaal na over hoe ze met elkaar willen samenleven en hoe ze daar op een goede manier vorm aan kunnen geven. Deze beweging kunnen we collectief nog meer stimuleren, door goed te kijken naar de duurzaamheid van de dragende principes die zij hanteren en die meer zichtbaar en erkend te laten worden in de bovenstroom van het bestaande systeem.
Hoe om te gaan met het vraagstuk ‘betaalbaar en duurzaam wonen’ zal dan een eerste grote klus worden. En daarmee kom ik op mijn laatste voorstel:
Veilig en plezierig wonen is een mensenrecht. En de aarde is van ons allemaal. Inheemse volkeren benadrukken het vaak: de aarde is van niemand, dus die kun je je niet toe-eigenen. Als we onze grond weer als collectief eigendom gaan beschouwen en benutten, zijn we allemaal eigenaar én verantwoordelijk. Dan moeten we met elkaar in gesprek over hoe we onze grond zo goed mogelijk verdelen. En kunnen we kijken naar hoe ieders ‘fair share’ onderling uitgeruild kan worden. De één heeft behoefte aan méér ruimte, de ander kan met minder.
Dat kunnen we ook internationaal doen: aardwarmte, lucht, water, energie en grondstoffen zijn als gemeenschappelijke ‘commons’, ze zijn van ons allemaal. Nu zijn die privaat toe-eigenbaar, maken we die commercieel te gelde en putten we de aarde uit. Ik wil graag toe naar een systeem waarbij we vanuit gezamenlijke zorg ook allemaal evenredig profiteren en slechts gebruiken wat we nodig hebben en niet meer. Ook dit gaat om het herstellen van het noodzakelijke evenwicht tussen publiek en privaat.
Zoals een Indiaans spreekwoord zegt: “When the last tree has been cut down, the last fish caught, the last river poisoned, only then will we realize that one cannot eat money.” En om optimistisch en vol vertrouwen – want dat ben ik – te eindigen: als wij openlijk in onze diepe menselijkheid durven gaan staan, dan is alles mogelijk, dan is de sky the limit!