Het onverwoestbare kind – In mijn praktijk ontmoet ik regelmatig hoogvliegers die als kind niet de emotionele steun, stimulans en bedding hebben ervaren, die ze wel graag hadden willen hebben. Al in 1997 scheef Lillian B. Rubin het boek Het onverwoestbare kind. Het is een bundel van verhalen die inzicht bieden hoe kinderen hun verleden overwinnen. Sindsdien is het vele malen herdrukt. In dit artikel vat ik een aantal voor mij belangrijke inzichten samen, zodat jij er je voordeel mee kunt doen.
boekbespreking door Petra Hiemstra, 10 januari 2023
Er kunnen allerlei heel begrijpelijke redenen zijn waarom je moeder, vader of verzorger(s) je niet de emotionele steun konden geven waaraan je behoefte had. Als volwassene kan dat leiden tot hechtingsaarzeling. Toch kun je kind en zelfs als volwassene een deel van dat gemis in- of opvullen. Rubin noemt dat ‘adopteerbaarheid’ – en daarmee bedoelt ze: het vermogen (en de inter- en intrapersoonlijke intelligentie om) mensen, surrogaat ouders of mentoren aan te trekken. Om gebruik te maken van wat zij te bieden hebben. En open te staan voor ervaringen die maken dat je bij het leven aangehaakt blijft in plaats van dat je je eraan onttrekt.
Een belangrijke vaardigheid die adopteerbaarheid makkelijker maakt en eenzaamheid vermindert, is veerkracht. Daarmee bedoelt Rubin enerzijds het vermogen van het onverwoestbare kind mee om constructief om te gaan met de moeilijkste omstandigheden en deze zo goed, positief en hoopvol als mogelijk naar hun hand te zetten. Psychologen noemen dit ook wel het vermogen om zelfbewust de ‘locus of control’ (de beheersingsoriënatie) in jezelf te lokaliseren en in eigen voordeel te zetten, om in de gegeven omstandigheden zoveel mogelijk zeggenschap te krijgen of te behouden. Door snel nieuwe vrienden te maken bijvoorbeeld en zich te hechten aan families van vrienden en vriendinnen. Ook huisdieren kunnen een belangrijke bron van troost en vriendschap vormen. Anderzijds ‘het vermogen om de pijn die ze voelen in de hand te houden en af te dekken wanneer ze eraan onderdoor dreigen te gaan. Deze kinderen zijn in staat ‘een limiet te stellen aan de pijn die ze van zichzelf mogen voelen en deze zo te doseren dat hij emotioneel hanteerbaar wordt’. Al kan die beheersing wel van het onverwoestbare kind vragen dat het op een later moment in zijn leven aan de slag gaat met het verleden dat zich nu eenmaal niet laat kennen, vergeten, wegduwen, verstoppen of bagatelliseren.
Een natuurlijke reactie van kinderen in moeilijke omstandigheden, stelt Rubin, “is om het onbeheersbare te beheersen, het onherstelbare te herstellen, waarbij elk falen ze dieper doet wegzinken in het moeras van de gezinspathologie en hun definitie van het probleem verschuift van: het ligt aan hen. Waarom houden ze niet op met waar ze mee bezig zijn? Naar: Het ligt aan mij. Waarom kan ik er niets aan veranderen?”
Sommige onverwoestbare kinderen zijn in staat uit deze doodlopende weg te blijven en te beseffen bij wie welke verantwoordelijkheid hoort, zodat ze de verantwoordelijkheid ook daar kunnen laten waar hij hoort. Zij zijn al heel jong in staat in te zien dat zij de relatie met hun nalatige of mishandelende ouders niet in hun eentje kunnen herstellen. En dat hun enige kans om gezond te overleven erin gelegen is fysiek en/of psychisch ‘de juiste afstand’ te scheppen tussen henzelf en hun familie (desidentificatie) en elders steun te zoeken. Bijvoorbeeld door de taal die thuis gesproken wordt niet te gebruiken. Als uit huis plaatsing niet mogelijk is helpt het vermogen om bewust afstand te nemen nemen van de eigen familie en toeschouwer worden in plaats van deelnemer.
Toch is ook adopteerbaarheid niet altijd even makkelijk. Iets wat adopteerbaarheid in de weg kan staan is angst voor aanpassing.
Met angst voor aanpassing bedoelt Rubin het (vage) gevoel dat bij kinderen kan bestaan dat zij hun ziel moeten opgeven, als zij echt bij hun gezin willen horen. En dat het ‘erbij horen’ zou betekenen dat zij zichzelf, en daarmee hun verbondenheid met hun intrinsieke begaafdheid en creativiteit, zullen verliezen. In volwassenheid plaatst dat mensen voor het (ogenschijnlijke) dilemma te moeten kiezen tussen ‘alleen met mezelf zijn’ versus ‘alleen met anderen’ zijn. Hoe aantrekkelijk een nieuwe partner, vriend/in of werkgever ook kan lijken: erbij horen kan voor iemand die dat gevoel niet kent een verontrustende ervaring zijn.
Regelmatig hoor ik mijn cliënten verzuchten dat zij weliswaar materieel geen gebrek leden, maar dat je hun ouders rustig duiden als ‘emotionele koelkasten’. Rubin wijst er in haar boek op dat ook kinderen die opgroeien in materiele welvaart of zelfs in een grote mate van rijkdom schade ondervinden van ouderlijke desertie en dat deze kinderen vaak onder een dubbel lot gebukt gaan. Zij mogen immers niet rekenen op het meeleven en de aandacht die het arme wel kind oproept. ‘Arme rijke kinderen’ kunnen zich uiterst bang, geïsoleerd, eenzaam en een ‘buitenstaander’ voelen in hun gouden kooi en zijn zich tegelijkertijd buitengewoon bewust van privileges van hun rijkdom die maken dat ze emotioneel beheerst spreken over en reflecteren op hun bevoorrechte positie. Dat kan het ook voor therapeuten lastiger maken om het emotionele leed goed te doorgronden.
Neem gerust contact op of vraag je huisarts, bedrijfsarts of dierbaren naar een goede gesprekspartner die je hele verhaal kan horen en samen met jou manieren kan vinden waarop je het leven weer met voluit kunt ervaren en omarmen.