Vroeger groeide ik zo snel, dat ik als vijfjarige van een stoeprandje afspringen al best een prestatie vond. Achteraf denk ik dat ik hoogtevrees had van mezelf. Sneller groeien dan de rest is dan ook best eng. Zowel op fysiek als mentaal vlak groeide ik iets te hard in vergelijking met de rest. En dat valt dan op. Het maakt je een lange vreemde vogel.
Dat groeien beviel me niet echt. Het maakt de afgrond heel diep, en je hebt geen leeftijdsgenoten om je aan op te trekken. Ik heb heel lang geprobeerd om me kleiner en onopvallender te maken dan dat ik ben. Lukte niet, ik bleef er bovenuit steken. Je maakt van een ooievaar geen huismus. Maar goed, huismussen komen dan ook niet heel ver. Die blijven in hun eigen buurtje, en zijn hun hele leven tevreden met wat gekwetter en een gestolen patatje. Ooievaars zijn trekvogels, die zien veel meer van de wereld. Stuk interessanter dus, om iets hoger te vliegen dan de rest.
In een ‘V’-vorm vliegt er altijd een ander gedeeltelijk voor je. Die vangt een deel van de wind voor je op. Dat scheelt de helft in energie. Alleen de voorste vogel verliest veel energie. Hij bepaalt de route, maar vangt ook alle wind. Als de voorste vogel moe is, laat hij zich afzakken en sluit als achterste aan. Een andere vogel neemt automatisch zijn plek in. Zo schuift die ‘V’ door, telkens met een andere vogel op kop. Iedereen komt aan de beurt. En zo kan een enkele vogel niet naar Afrika vliegen, maar een groep vogels wel.
Maar een hoogvlieger komt niet automatisch veel verder in de wereld dan de vogels lager bij de grond. Een hoogvlieger is niet altijd een trekvogel. Een trekvogel ben je pas als je samen met anderen vliegt, en ook anderen voorop laat vliegen. En dan kun je samen hele lange reizen maken, zowel fysiek als mentaal.
Anne van Barlingen – Communicatieadviseur, sportmasseur en ontwerper & maker van gepersonaliseerde schoenen.
Gespecialiseerd in het schrijven van speeches met humor, prikkelende persberichten en kooplustopwekkende webteksten