Enige jaren geleden stuitte ik, beelddenker, op het begrip beelddenken, waardoor er een wereld voor me open ging: die van de taaldenkers. Wat me direct intrigeerde, was het gebrek aan voorstellingsvermogen dat ik bij die wereld had én nog steeds heb. Niet dat ik er geen beelden bij heb, allesbehalve. Maar de beelden die ik heb komen op me over als een absurdistisch schilderij, met tekstballonnen en gedachtewolkjes die zijn gevuld met een bonte verzameling aan letters, lettertypes en leestekens.
Mijn nieuwsgierigheid werd getriggerd. Zeker na het lezen over onderwijs dat veel te veel op taaldenkers zou zijn gericht, waardoor beelddenkers niet in hun behoeften worden voorzien[1]. Als exponent van dit onderwijs systeem heb ik weliswaar een studieloopbaan van vallen en opstaan achter de rug, de oorzaak hiervan lag echter niet in het onderwijs aanbod, maar in een gebrek aan zelfkennis. Dacht ik althans. Dat bleek toch genuanceerder te liggen.
Op het moment van schrijven gaan me namelijk letterlijk de ogen verder open. Niet dat ze gesloten waren, integendeel, maar ze luisterden niet. Ze luisterden niet naar de patronen die altijd al aanwezig zijn geweest. Patronen die ik pas kon plaatsen doordat ik mijn eigen beeld ‘ontkaderde’[2] tijdens een periode van reflectie en bezinning. Door te luisteren, naar anderen en naar mezelf, én met nieuwe informatie naar mijn eigen biografie te kijken, gingen mijn ogen het verhaal bij de beelden horen en voelen. Precies de verbinding waar het bij beelddenken in mijn beleving om draait: die van aanbod en beleving. Het ervaren van een ruimtelijk beeld in het moment. En waarvan ik me blijf afvragen hoe het dan bij denken in taal moet plaatsvinden.
Tot enige jaren geleden leefde ik in de volle overtuiging dat het feit dat ik cognitief altijd sterk ben geweest me heeft beperkt in de ontwikkeling van een eigen leerstrategie. Uiteraard met alle fijne rationele gevoelens van falen die daar bij horen: een gebrek aan motivatie, een gebrek aan talent om te plannen, zelfs het uitermate interessante ‘imposter syndrome’ liet zich sterk gelden[3]. Terwijl dat gevoel zich de laatste jaren steeds minder manifesteerde, in mijn beleving juist weer door de bevestiging van cognitie, is de ontdekking die ik tijdens het schrijven van dit artikel doe eigenlijk de echte reden van het verdwijnen van het faalgevoel. Ik heb namelijk wel degelijk een leerstrategie. Omdat deze echter niet aansluit op het planmatige karakter dat de term ‘strategie’ in mijn beleving impliceert, heb ik haar nooit als zodanig onderkend. Ze paste nog niet in mijn beeld. Het ervaren van mijn eigen enge definitie van het begrip strategie, heeft echter ruimte voor begrip gecreëerd. Door het verrijken van mijn beeld, heb ik geleerd. Maar die taaldenkers? Hoe doen die dat nu?
Om me in de wereld van de taaldenkers te verplaatsen, verbeeld ik me een rijk gedocumenteerde, uitermate goed gearchiveerde, eindeloze reeks van bibliotheekkasten, waarin elk woord in elke specifieke context haar eigen betekenis in het geheel heeft. Het directe respect dat dit plaatje oproept voor de organisatorische capaciteiten van talige denkers, sneeuwt onder bij mijn gevoelens van onbegrip. De eindeloze mogelijkheden die taal biedt, doen de bibliotheekkasten voor mijn ogen dansen, de woorden over elkaar heen buitelen en de zinnen in elkaar verstrengelen. Wat een chaos: chapeau voor de taaldenkers! In mijn beleving zijn zij bij uitstek geschikt om complexe stukken te lezen en leidinggevende functies te vervullen binnen organisaties met een complexe, politieke, externe omgeving.
De vorige alinea is duidelijk geschreven vanuit onbegrip. Mijn ogen kunnen geen beeld vormen bij het begrip ‘taaldenken’. De beleving die ik uitspreek over passende posities, zelfs binnen bepaalde organisaties, zijn dan ook vanuit die context te interpreteren. Puur door het gebrek aan de ervaring hoe het is om te denken in taal, zal ik het als beelddenker nooit begrijpen. Zoals ik eerder al schreef gaat het in mijn beleving bij beelddenken om de combinatie van aanbod en beleving. De term ‘beleving’ is hier specifiek gekozen. Beelddenken heeft in mijn perceptie namelijk niets te maken met de behoefte aan visueel aanbod. Het heeft echter alles te maken met het creëren van een bepaald coherent geestesbeeld, dat model staat voor een gevoel van begrip voor een bepaalde situatie, als ware het een ‘snapshot’ van een zeer gedetailleerde definitie.
De kracht van beelddenkers is volgens mij dan ook dat ze met deze afzonderlijke foto’s over een onuitputtelijke bron van materiaal beschikken waaruit beelden kunnen worden gedownload, gecombineerd tot een panoramabeeld of kunnen worden bewerkt. De uitdaging is vervolgens om van het nieuwe mentale plaatje een goede, beknopte (in de beleving van de beelddenker) vertaling te maken, die toch voldoende detail heeft om tot de verbeelding van de ontvanger te spreken. Of in ieder geval aan waardige talige vertaling te zijn.
Nu ik op deze manier naar het verschil tussen denken in beelden en denken in taal probeer te kijken, merk ik dat het beeld incompleet blijft. Het doet me vermoeden dat ook mijn definitie van het onderscheid tussen beelddenkers en taaldenkers erg eng is. Alsof ik naar een vergeelde zwart-wit foto zit te kijken. Zo eentje uit een Polaroid instant camera.
Door echter eens met een frisse blik naar de foto te kijken ontstaat er een besef van context. Zoals ik al eerder aangaf, is het beleven en ervaren van het onderwijsaanbod voor mij van belang om te kunnen leren. Een vonk kan net zo goed worden getriggerd door een geluid, een geur, of door lekker in de buitenlucht aan het sporten te zijn, als door een verhaal of een plaatje. En als ik heel eerlijk ben, past de analytische en duidelijk talige kant die ik ook heb niet bij de eigenschappen van een beelddenker. Het is alsof ik met mijn elk van mijn voeten op verschillende oevers sta van de rivier die leren heet.
Een mooi beeld dat direct een flard oproept uit het coaching traject dat ik in mijn periode van reflectie doorliep. Daar ging het immers over de meervoudige intelligenties van Gardner , waarin hij acht leerstijlen beschrijft waarvoor iedereen in meer of mindere mate voorkeur zou hebben[4]. En daar kreeg ik ook de feedforward dat het hebben van zes voorkeursstijlen vrij uitzonderlijk is. In het begin van dit artikel schreef ik impliciet dat mijn turbulente studieloopbaan wel mede is bepaald door het onderwijs aanbod. Al schrijvende is me echter ook duidelijk geworden dat de oorzaken hiervan niet liggen in een niet passend aanbod voor beelddenkers, maar veel eerder liggen in mijn voorkeur voor vele verschillende leerstijlen. Een voorkeur die sterk beïnvloedt wordt door de omstandigheden en de inhoud.
Aangezien het mij is gelukt om een leerstrategie te ontwikkelen waarbinnen ruimte bestond voor het ervaren van het aanbod, is mijn overtuiging dat dit niet alleen voor andere beelddenkers, maar ook voor mensen die andere leerstijlen prefereren tot de mogelijkheden behoort. Of je nu dominante intelligentie nu verbaal/linguïstisch, logisch/mathematisch, visueel/ruimtelijk, muzikaal/ritmisch, lichamelijk/kinesthetisch, interpersoonlijk, intrapersoonlijk of natuurgericht is, of welke combinatie hiervan dan ook, begrip voor je eigen situatie is van essentieel belang. In mijn ogen is het verschaffen van dit inzicht bij jonge kinderen of jongvolwassenen een taak van zowel de opvoeders als van het schoolsysteem. Wanneer de focus ligt op manifestatie van jezelf binnen een systeem dat wellicht niet goed aansluit op al je eigenschappen, doet dit een beroep op je probleemoplossend vermogen. Een kwaliteit die in onze huidige maatschappij in mijn beleving steeds belangrijker wordt. Maar ook een kwaliteit die je op jonge leeftijd moet leren ontwikkelen in een veilige omgeving.
Voor nu echter een oproep om een brug te bouwen over een kloof waarvan ik niet weet hoe breed of diep die is, of de bodem bedekt is met water of rotsen. Laten we samen, vanaf dezelfde oever, aan de brug werken. Zodat we niet weten waar we uitkomen, maar wel samen de richting bepalen. Want wellicht is er geen overkant en komen we tot de conclusie dat we met zijn allen op een eiland staan waar we op elkaar zijn aangewezen. Dan kunnen we ook maar beter leren om ieder zijn talenten optimaal te laten groeien.
Rob Huiskes | Opent en dicht kaders
rob@ontkader.nl
[1] Freed, J. & L. Parsons (1997). Right-brained children in a left-brained world. Simon & Schuster, NewYork.
[2] Ontkaderen (def.) = met alle zintuigen in contact staan met jezelf en je omgeving, om met open geest, open hart en open wil patronen te doorbreken en nieuwe kennis te verwerven.
[3] Clance, P.R. & S.A. Imes (1978). The imposter phenomenon in high achieving women: dynamics and therapeutic intervention. Psychotherapy: Theory, Research and Practice 15 (3): 241–247.
[4] Gardner, Howard (1983). Frames of Mind: The Theory of Multiple Intelligences. Basic books, New York.