Sensitief luisteren – Hoe beïnvloeden subtiele emoties onze sociale interacties? – Bij mensen weten we inmiddels hoe belangrijk sociale hechting is tussen kind en opvoeder. En hoe wezenlijk het herkennen, erkennen en aanleren van emoties is voor een ‘stevig zelf’. Goed begrijpen welke subtiele signalen wat betekenen, in intermenselijke, interculturele en interdierlijke context, is cruciaal voor goed begrip van elkaar.
Door Petra Hiemstra, 9 juni 2017
Mariska: “In mijn Lab ‘Comparative Psychology and affective Neuroscience’, bestuderen wij de subtiele emoties. Bij mensen onderzoeken we hoe bewust of onbewust uitgezonden lichaamstaal wordt ‘gelezen’, bewust of onbewust, door anderen. Je kunt daarbij denken aan een blos, een pupil die groter wordt en lichaamstaal. Dat is één onderzoekslijn. Onze andere onderzoekslijn betreft de vergelijking in emoties tussen mensen en primaten en tussen apen en bezoekers. We willen inzicht verkrijgen in de verschillen en overeenkomsten in de verschillende diersoorten (dus ook de mens).”
Marsika Kret (1982), psycholoog en universitair docent aan de universiteit Leiden bestudeert samen met haar team de subtiele emoties bij mensen en primaten en werkt op dit moment aan een “Atlas van uitingen van emoties”. Mariska: In mijn werk haal ik veel inspiratie uit het werk van Frans de Waal. Hij staat open voor de mogelijkheid dat dieren emoties en empathie hebben. Emoties en empathie zijn evolutionair adaptief dus het is niet logisch als alleen de mens dat heeft. Wat ik ook mooi vind aan zijn werk is dat hij individuele voorbeelden serieus neemt. Een enkele observatie kan heel waardevol zijn. Dat is meer dan slechts een anekdote. Het kan echt iets betekenen en inspiratie vormen voor een onderzoek.
We willen goed begrijpen wat er gebeurt tijdens sociale interacties. Bijvoorbeeld: twee mensen zitten tegenover elkaar. Welke signalen zenden ze uit? Welke signalen hebben invloed op hun beslissingen, op hun vertrouwen in elkaar? Ik wil met mijn onderzoek steeds een stap verder gaan.
Neem bijvoorbeeld de pupil: van pupil tot pupil. Hoeveel doet zo’n pupil er toe in het dagelijks leven? In het verleden is er binnen de emotiekunde in de psychologie en primatologen veel focus geweest op gezichtspieren. Wij denken dat er zoveel meer is dan dat! Ik wil een volledig beeld scheppen.
Idealiter mondt ons onderzoek uit in een “Atlas van uitingen van emoties”, waarin je kunt opzoeken waar emoties zoals blijdschap vandaan komen en hoeveel invloed deze hebben op onze sociale interacties en beslissingen. Waarom trekken we, als we lachen bijvoorbeeld, onze mondhoeken omhoog, i.p.v. naar beneden? Mensen over de hele wereld maken diezelfde beweging. De beweging is evolutionair adaptief gebleken en heeft nut. Door deze bewegingen en signalen te vergelijken met naaste verwanten van de mens: de Chimpansee, de Bonobo en de Orangutan kunnen we inzicht verkrijgen in deze uitingen, signalen en de effecten daarvan. De glimlach stamt af van het angstgezicht dat we bij verschillende primaten terugzien. Je ziet dit gezicht tijdens angstige situaties, maar ook als een ondergeschikt individu een dominanter individu laat weten dat hij zich bewust is van zijn status en niet van kwade zin is.
Wist je dat mensen ook vraag de glimlach inzetten als ze nerveus zijn? Bijvoorbeeld tijdens een gesprek met een leidinggevende. Waarom doen we dat? De glimlach zetten we deels bewust in, maar als mijn pupil groter wordt, in een reactie op iets, dat stuur ik niet bewust. Wat niet wil zeggen dat mijn gesprekspartner deze uiting niet oppikt. Hier valt nog zoveel over te weten te komen. We hebben alleen nog maar het tipje van de sluiter opgelicht. Ik wil de biologie er bij betrekken, omdat ook in de literatuur over de mensaap (in de primatologie) een rijk(er) palet aan emoties beschreven wordt.
Bij de mens zijn de 4 B’s wel bekend: Blij, Boos, Bang, Bedroefd. Maar hoe zit het met gapen, krabben, aan jezelf frunniken…? Apen krabben bij voorbeeld als ze angstig zijn. Of raken vluchtig hun neus aan, als ze een ‘emotionele foto’ zien in plaats van een neutrale. Wat zegt ons dat? Al die gedragingen zijn interessant en bestuderen we. Er is goede reden om aan te nemen dat zulke signalen ook bij mensen, uiteraard in specifieke contexten, ook in de interactie bewust of onbewust waargenomen én gewaardeerd worden.
In ons onderzoek ‘luisteren’ wij vooral door goed waar te nemen. Daarbij vallen ons een aantal interessante zaken op in hoe mensen dieren waarnemen en dieren elkaar;
Als bezoekers van een dierentuin naar chimpansees kijken, willen zij als het ware een stukje van zichzelf in de dieren weerspiegeld zien. Zij zoeken of ze er een stukje van zichzelf in kunnen herkennen. Het is onze ‘menselijke methode’ om die dieren te proberen te begrijpen. Als we naar een groep chimpansees kijken en we zien dat een vrouwtje een gezichtsexpressie laat zien, bijvoorbeeld een ‘grimas’, proberen we dat te ‘lezen’. Deze ‘grimas vinden we overigens ook vaak terug op kaarten van ‘lachende chimpansees’. We denken vanuit onze waarneming bezien, dat het een blije aap is. Eigenlijk is die chimpansee hartstikke bang. Bij hen is wat wij verstaan onder lachen vaak een uiting van angst. Goed begrijpen welke signalen wat betekenen, in intermenselijke, interculturele en interdierlijke context, is dus cruciaal voor goed begrip van elkaar.
In emotionele zin zit er mijns inziens weinig verschil tussen mensen en primaten. Emoties, de gevoelens van blijdschap en angst, dienen een evolutionair doel. Zij zorgen ervoor dat we situaties die we fijn vinden vaker opzoeken en omgekeerd. Dat doen dieren ook. Als een aap wordt verstoten, dan kan hij daar net als wij verdrietig en depressief van worden. De complexiteit van gedachten is lastig te onderzoeken, maar in gevoel zal dat naar mijn inschatting niet veel verschillen.
Wij mensen hebben enorm veel filters. Wij weten wanneer we lachen, wanneer we boos zijn én wanneer we deze emoties wel of niet kunnen laten zien. Dieren hebben ook filters, al zijn ze in hun expressie vaak wel een stuk directer dan wij. Een chimpansee man zal zijn pijn niet snel laten zien: dat verlaagt zijn status.
In gevangenschap kunnen dieren niet kiezen in welke groep ze zitten, of om een groep te verlaten, zij kunnen niet verstoten worden. Ze kunnen wel overgeplaatst worden als het niet gaat.
Bij mensen weten we inmiddels hoe belangrijk sociale hechting is tussen kind en opvoeder. En hoe wezenlijk het herkennen, erkennen en aanleren van emoties is voor een ‘stevig zelf’.
Hoe hechting tot stand wordt gebracht verschilt enorm per diersoort. Apenmoeders laten hun baby’s bijvoorbeeld niet los. En andersom ook niet. Zij hechten zich lang fysiek aan elkaar. Bij mensenbaby’s is dat anders. Wij geven onze baby’s ook wel aan anderen en laten deze door anderen verzorgen. Apen zorgen veel langer zelf voor hun baby’s. Er zit zeker zes jaar tussen het krijgen van baby’s bij chimpansees.
In het socialiseren houden verschillende apen in gedachten dat ze te maken hebben met een kind. Ze weten dat een kind nog niet alles kan. Als een peuterchimp een alfa man een trap geeft, zal hij dat waarschijnlijk tolereren. Die nemen dat mee in hun beoordeling van het jonge ‘kind’.
Hoe mensenmoeders naar hun baby’s kijken en praten, dat doen makaken ook. Die doen heel veel ‘lipsmacking’ dat is een heel belangrijk sociaal signaal. Moeders leren dat heel bewust aan hun kinderen. Ze leren hem ‘praten’, door de bewegingen heel langzaam, overdreven en bewust voor te doen. Ze leert haar kind dus sociale vaardigheden aan.
Wij mensen delen een gemeenschappelijke voorouder metchimpansees én bonobo’s en zijn ongeveer even nauw verwant aan beide soorten. Wij kunnen veel leren van deze twee soorten. Bonobo’s zijn veel zeldzamer dan chimpansees en nog nauwelijks onderzocht. Zij zijn bijvoorbeeld heel vreedzaam. Waarschijnlijk is dit te verklaren vanuit het evolutionair verleden. Zij hebben zich in een relatief veilige omgeving kunnen evalueren, er was genoeg voedsel, zij hoefden daarvoor geen competitie te voeren. Dit in tegenstelling tot chimpansees en mensen, die dat wel nodig hadden om te overleven. Bonobo’s hebben een ander sensitief systeem. Er zijn aanwijzingen dat zij empathischer zijn. Zij weten haarfijn wie wie vlooit, wie wie sext, etc. Zij hebben zeer weinig conflicten. Mijn aio heeft een groep van 13 dieren op een groot eiland in de Apenheul geobserveerd. In 3 maanden telden zij slechts 3 conflicten. Interessant in deze soort, is dat bij de bonobo de alfa vrouw de baas van de groep is.
Bij apen in gevangenschap zijn de etenstijden de meest stressvolle gebeurtenissen op een dag. Wie mag er eerst eten? Rond deze tijd zien we dat er zeer frequent genitaal contact is, in alle variaties: man-man, vrouw-vrouw. Voor chimpansees ook, al wordt er bij hen in die context niet gesekst. Maar ook voor hen geldt: ‘eten is een dingetje’, het is het moment waarop spanningen het hoogst kunnen oplopen. Bonobo’s zetten seks in ter voorkoming of oplossing van conflicten.
Bij de bonobo kun je onderlinge seks zien als een handdruk, denk aan een ‘high five’ of een ‘boks’, om contact te maken en spanningen te neutraliseren. Waarbij Bonobo’s ook face-to-face seksen, doen chimpansees dat niet. Vlooien is een andere manier van het onderhouden van goede betrekkingen. Vlooien heeft een veel grotere sociale functie. Ik herinner me een mooi moment in een Japanse dierentuin, waar ik samen met mijn mannelijke Japanse collega de alfa man eten gaven. Het alfamannetje ging de arm van mijn mannelijke collega vlooien terwijl hij lipsmackte. Je zou het kunnen vergelijken met knuffelen. De alfa man en alfavrouw worden het meest gevlooid van allemaal.
Ook hier blijkt goed observeren en waarnemen een kunst. Soms zien we een alfavrouw een mannetje schoppen. En zien we het mannetje ‘denken’, huh? Er moet zeker iets goed gemaakt worden, er is een conflict’. Dat hoeft lang niet altijd, soms heeft zij gewoon zin in seks.
Voor mij zijn tijd en rust de belangrijkste voorwaarden om goed te kunnen (groot)luisteren en observeren. Als je tijd voor elkaar neemt en alle rust hebt, kun je werkelijk naar elkaar luisteren. Als je luistert, ben je immers in interactie met iemand. Ik wil iets uiten en de ander wil dat ook. Het is geen eenrichtingsverkeer. Interactie is beweging tussen twee mensen of objecten. Voor mij levert een goede dialoog vooral een vergroot wederzijds begrip op, waardoor ik familie, vrienden en collega’s beter kan bijstaan bij de dingen die minder gaan. Ik kan hen gerichter motiveren bij zaken waar zij tegenop zien, door open te staan voor de signalen die zij uitzenden. En omgekeerd geld dat natuurlijk ook.
Als leidinggevende voel ik wel een grote verantwoordelijkheid om het naar elkaar luisteren te faciliteren. Elke maandag hebben we een lab-bijeenkomst. Ik hecht er veel waarde aan dat we samen een veilige omgeving creëren, waarin ieder z’n zegje kan doen: wat gaat er goed, wat gaat er minder goed? Als ik dan merk dat in dit gesprek zaken onderbelicht blijven, dan ga ik daar verder op door op individuele basis. Ik probeer iedereen aandacht te geven. Mijn AIO’s kunnen zelf aangeven als ze ruimte willen om stukken te bespreken. Ik reserveer ook bewust ruimte voor onverwachte zaken. Onze agenda heeft altijd een open ruimte.
Op een gegeven moment merkte ik dat er tussen twee mensen in mijn team competitie was ontstaan. De sfeer was voelbaar veranderd. Ik heb beide AIO’s apart genomen en benoemd dat ik merkte dat dingen niet soepel liepen. De eerste reactie was: ‘nee hoor, niets aan de hand’ Uiteindelijk volgde na enig vriendelijk vasthoudend doorvragen toch bij beide dikke tranen. Ze deden alsof er niets aan de hand was, en toch stond de roze olifant in de kamer die ze delen. In een drie gesprek hebben we het opgelost. Dat was voor mij een belangrijk moment, dat ik me realiseerde dat ik mijn eigen gevoel serieuzer moet en mag nemen. Te vaak heb ik dat stemmetje heb genegeerd. Achteraf dacht ik dan ‘had ik maar wél naar die innerlijke stem geluisterd’. Dat luisteren naar die innerlijke waarneming, daar wil ik nog meer in groeien. In het serieus nemen van m’n gevoel. Als ik dat zou doen, zou ik eerder duidelijkheid kunnen scheppen, problemen in sociale interactie kunnen voorkomen. Begrip. Grenzen aangeven. Bij mijn Aio’s doe ik dat goed, bij mijzelf mag ik dat nog meer doen.
Als kernwaarden bij het luisteren naar elkaar draag ik vriendelijkheid en respect hoog in het vaandel. Daarmee bedoel ik met name oog, oor en tolerantie voor elkaars sterke en zwakke punten. Ik wil dat als leidinggevende maar ook in mijn team heel helder hebben. Zwak zijn mag en fouten maken mag ook. De éne AIO kan ontzettend goed schrijven, de ander is dyslectisch. Iemand anders is slecht in Engels maar kan wel goed rekenen. Ik stimuleer dat zij elkaar helpen. Dat ze actief elkaars kwaliteiten benutten voor goede publicaties met een hoge wetenschappelijke en sociaal-maatschappelijke ‘impact-factor’. Als we die veiligheid samen niet kunnen scheppen, kan dat schadelijk zijn voor het onderzoek dat we doen. Naast dat ze zich prettig voelen in hun huidige werk, voel ik me ook verantwoordelijk voor hun toekomst en probeer ik er alles aan te doen dat ze goed terecht zullen komen.
Toen ik mijn eigen lab in Leiden op mocht gaan zetten, zag ik er aan de ene kant enorm naar uit, maar vond het ook spannend, om leiding te gaan geven. Dat is toch iets anders als lesgeven, onderzoek doen en schrijven. Ik had er weinig ervaring mee en ik heb zelf zowel positieve als negatieve voorbeelden gehad.
Een van de belangrijkste talenten van een Liefdevol Leider is mijns inziens het vermogen om een veilige omgeving te creëren voor mensen. Zelf had ik als post-doc een hele goede klik met mijn begeleider. Wij hadden een goede chemie, waren continue aan het brainstormen. Hij nam mij serieus, gaf me vertrouwen, enthousiasmeerde mij om te publiceren, subsidies binnen te halen, te schrijven, net dat stapje extra te zetten…. Bij hem voelde ik respect voor wie ik was, voor mijn kwaliteiten en ruimte voor zaken die nog niet zo goed gingen. Daardoor voelde ik me veilig en kon ik in vertrouwen groeien. Daar heb ik veel aan gehad. Die stijl wil ik doorgeven.
Ik heb echter ook voorbeelden gezien van ‘dictators’. Begeleiders die hun eigen AIOs onderuit halen en kleineren. Ook dat is een voorbeeld. Van hoe het niet moet.
Als liefdevol leider is het ook belangrijk om de aard van de relatie met de mensen in mijn team niet te vergeten. Aan de ene kant wil ik een vriendelijke, geduldige leider zijn, maar er moet ook gewerkt worden, dus ik moet ook sturing kunnen geven. Ik heb gelukkig voorbeelden van collega’s in mijn directe omgeving bij wie ik die kunst kan afkijken, die dat heel goed doen. Zij koppelen mensen aan elkaar en stimuleren hun mensen het beste uit zichzelf en uit anderen te halen. Een vraag die zeker in het begin voor mij speelde was: hoe vind ik de balans tussen aardig zijn en een leuke begeleider én iemand die haar mensen motiveert om te werken? Hoe zorg ik ervoor, door goed leiding te geven, dat mijn AIO’s hun successen behalen, publicaties krijgen, subsidies binnenhalen, leren presenteren, feedback geven, etc. Wat hebben ze individueel en als groep nodig?
Mijn AIO’s zijn heel verschillend qua karakter. De één is dominant. Ik was bang overrompeld zou raken door haar, dat ik het moeilijk zou vinden om haar aan te sturen. Dat gaat gelukkig heel goed. Een andere AIO is heel stil, bij haar moet ik er goed op letten dat ik genoeg vraag: ‘hoe gaat het met je?’. Die individuele verschillen zijn interessant en leerzaam om mee te leren omgaan. Het betekent iedere dag alert zijn, waarnemen en aansluiten bij wat er nodig is.
Ik ben nog maar net begonnen als leidinggevende. Met iedereen in mijn team heb ik een klik. Ik geef ook echt om mijn mensen. Ik heb ze lief. Mijn aio’s zijn mijn ‘kindjes’. Dat klinkt misschien gek. Het is denk ik een taboe om dat zo te zeggen. En ik weet niet of het goed of slecht is, maar het voelt wel zo. Ik vind het fantastisch als zij successen behalen, als we hun 1e publicaties samen kunnen vieren met champagne. Dan bewaren we de kurk als trofee en die staat op een mooie plek in mijn kamer. Uiteraard probeer ik persoonlijke betrokkenheid goed in balans te houden met mijn professionele distantie. Het zijn immers collega’s. Onze relatie is verticaal, niet horizontaal. Ik ben hun supervisor, er is een ongelijke relatie en dat moet ook zo zijn. Zij gaan dus regelmatig naar de kroeg zonder mij.
Wat ik heb moeten leren is om duidelijk te zijn. Als iets voor mij duidelijk is, dan is dat nog niet meteen helder voor een ander. Die helderheid creëer ik door reflecties te plegen – ‘Je bedoelt dat….’ – en te verifiëren of de ander het goed begrepen heeft. In mijn team zit een Chinees, een Taiwanese, een Tsjechische, twee Duitse en een Nederlandse promovendus. En een Franse postdoc die af en aan langs komt. Die culturele diversiteit geeft een extra dimensie aan luisteren en communiceren met elkaar. In Nederland zijn we heel open en direct. Ik probeer mijn AIO’s goed te begeleiden in hoe het in Nederland werkt. Leg hen uit dat we hier direct zijn, dat lang niet alles persoonlijk bedoeld is. Soms pas ik me aan en ben ik voorzichtiger en gebruik ik meer woorden.
Wat mij helpt om een ‘liefdevol leidinggevende te zijn’ is door regelmatig over vraagstukken te praten met mensen die net als ik een VENI subsidie hebben ontvangen. Deze intervisiegesprekken geven enorm veel inzicht. Daarnaast heb ik een collega van een andere afdeling die als mentor fungeert. Zij is veel verder in haar carrière dan ik. Ik vraag vaak advies aan haar. Zij kwam op mijn weg na een vervelende situatie tijdens een congres. Ze helpt me politieke spelletjes goed te doorzien. Zij heeft het allemaal al een keer meegemaakt, dat geeft me vertrouwen. Wat ik leuk aan haar vind, is haar openheid. Omgekeerd vraagt ze soms ook mijn visie op vraagstukken. Zo leren we van elkaar.
Wat me ook helpt om goed in balans te blijven is om periodiek iets heel anders te doen. Uit te zoomen. Na mijn promotie, ben ik bijvoorbeeld 9 maanden onderzoek gaan doen met chimpansees en met biologen samen gaan werken. Uiteindelijk heeft die ‘korte switch’ erin geresulteerd dat ik nu psychologie en primatologie combineer, terwijl dat niet de opzet was. Ik ging erheen uit pure nieuwsgierigheid. Als wetenschapper kun je enorm inzoomen op details. Dat is goed en dat mag. Nu ben ik toe aan een volgende fase, om breder en interdisciplinair te kijken. Ik wil ook mijn oma uit kunnen leggen wat ik doe en wat daar de bredere, persoonlijke of maatschappelijke impact van is. Wat betekent het om je goed te voelen bijvoorbeeld? Kun je emoties meten in andere dieren?
Nu ik alweer een aantal jaren keihard doorstoom, heb ik recentelijk een aanvraag voor een sabbatical gedaan. Bij het Europese programma ‘For women in science van L’oreal’, kan ik in een rustige omgeving aan het NIAS (Netherlands Institute of Advanced Studies) aan mijn boek schrijven. Mijn boek gaat over uitingen van emotie in mens en dier en is bedoeld voor een breed publiek. Het is duidelijk een lange termijn project. Het is lastig om er tijd voor te vinden. Het boek schrijf ik voor mezelf. Ik leun als het ware even naar achteren om het bredere perspectief te kunnen zien. Voor mijn wetenschappelijk CV voegt zo’n publieksboek niets toe, om in de toekomst financiering voor nieuwe onderzoeken te krijgen. Daarom raad ik het mijn AIO’s ook niet aan. Zij moeten eerst een sterk wetenschappelijk cv opbouwen. Ik heb een vast contract en daarmee iets meer ruimte.
Als ik Minister President was? Dan zou ik investeren in een kennis economie. Kennis is de basis. We moeten investeren in onderwijs, in onderzoek en met name in fundamenteel onderzoek. Hoe kun je zaken toepassen als het fundament niet bekend is? Dat is lastig aan mijn oma uit te leggen. Dat principe zou een politiek leider wel moeten snappen en vanuit hoofd, hart én ziel stimuleren. Fundamenteel onderzoek, is onderzoek dat niet gesteund door het bedrijfsleven, wat zich minder goed leent voor de media, en wat toch essentieel is, al is dat niet altijd direct te overzien.
Daarnaast zou ik me actief willen inzetten voor het vergroten van het aantal vrouwen in de wetenschap. Dit is niet alleen een probleem binnen de wetenschap, het aantal vrouwen in topposities in het algemeen is bedroevend laag. Daar valt een hele slag te maken. Als het om emancipatie gaat en gelijke kansen, hobbelt Nederland in Europees verband echt achter aan in het klassement. Gênant gewoon. De oplossing zit overigens niet alleen in het creëren in functies voor vrouwen. Het zit ook dieper. We zullen structureel iets moeten veranderen in de gelijke verdeling van werk en zorg tussen mannen en vrouwen. Zeker bij pasgeboren kinderen.
Als moeder is het in Nederland eigenlijk ‘not done’ om fulltime werken. Bij mannen is het normaal. In andere landen is het normaal dat vrouwen full time blijven werken. Nederlanders mogen wat dat betreft echt wakker geschud worden. Wat willen we met zijn allen? Hoe zou het voor ouders én hun toekomstige kinderen ideaal zijn? Wat is daar in hun persoonlijke en ook in onze samenleving voor nodig om dat zo te organiseren? Kan het anders en kan het beter? Ik denk het wel. En ik hoop het ook. Persoonlijk ben ik er nog niet uit. Ik vind mijn leven leuk zoals het is en het lijkt me lastig om in dit drukke leven een kind in te passen. Maar misschien denk ik er over een jaar anders over.
We zijn in een wereld beland waar het aantal ‘likes’ soms meer telt dan een compliment van een goede vriend. Liefdevol leiderschap betekent denk ik ook dat we deze maatschappelijke discussies moeten durven voeren. Dat we in onze kinderen, jonge ouders en in fundamenteel onderzoek durven investeren. Dat heeft een goed te berekenen prijs. En met goed, fundamenteel onderzoek, kunnen we natuurlijk óók het persoonlijke en publieke rendement daarvan berekenen. Zoals Marie Curie al zei:
You cannot hope to build a better world without improving the individuals. To that end, each of us must work for his own improvement and, at the same time, share a general responsibility for all humanity, our particular duty being to aid those to whom we think we can be most useful.
Marsika Kret (1982) is psycholoog, universitair docent en onderzoekster (assistent professor) aan de Faculteit Sociale Wetenschappen Psychologie, Cognitive Psychology en stuurt in haar team 6 promovendi aan.
Dit interview maakt deel uit van een serie waarin hedendaagse leiders hun licht laten schijnen op hoe zij vorm en inhoud geven aan (groot)luisteren en liefdevol leiderschap en tot welke resultaten dit leidt in hun dagelijkse praktijk. Alle geïnterviewden krijgen dezelfde vragen voorgelegd. De interviews worden als ‘artikel’ uitgewerkt, zoals je hieronder kunt lezen. Alle interviews worden mogelijk eind dit jaar gebundeld uitgegeven.