Ministerie voor Alternatieven – Zolang we met elkaar in dezelfde “boot” zitten én voldoende fluïde, veerkrachtig en verbeeldingskrachtig zijn om alternatieven te bedenken, zijn alle problemen oplosbaar, gelooft Walter Dresscher. In dit artikel betoogt hij dat:
- Collectief leren denken in alternatieven ongelooflijk veel Positief Toekomst Perspectief biedt;
- Alternatieve mobiliteit betekent dat je in 2 uur met de ET3 in Beijing kunt zijn;
- Natuurlijk wonen in steden heel goed mogelijk is;
- We veel energiezuiniger kunnen leven als we ándere keuzes maken;
- We ons makkelijker kunnen verhouden tot ‘minder is meer’ in een reclamevrij land.
Walter Dresscher las als kind het boek Kinderen van Moeder Aarde. In dit boek beschrijft Thea Beckman een utopische samenleving, waar vrouwen besturen zonder partijenstelsel, waar mannen en vrouwen volstrekt gelijkwaardig zijn en waar welvaart samengaat met een rijke biodiversiteit. Om zo’n samenleving te kunnen ontwerpen, koos hij voor de studie bouwkunde in Delft. Zes jaar richtte hij zijn bedrijf ‘De Natuurlijke stad’ op. Samen met collega’s ontwikkelt hij alternatieve stedelijke omgevingen die zijn inwoners als natuurlijk ervaren. Immers: de stad ís de natuurlijke leefomgeving van de meeste mensen en wordt toch niet als natuurlijk ervaren. Daar brengt hij samen met zijn collega’s graag verandering in.
interview door Petra Hiemstra, in het kader van ons project ‘Ministeries voor de Nieuwe Tijd, 6 juli 2020
Ministerie voor Alternatieven? Vertel!
Ja, al had ik ‘mijn’ ministerie, net zo goed het “Ministerie voor de Natuurlijke Stad” of het “Ministerie voor Utopisch Denken” kunnen noemen. Van beide ben ik een groot voorstander. En voor beide wil ik me ‘hart’ maken de komende jaren.
Het woord Utopie, komt uit het Grieks en is een samenvoeging van de woorden ‘ou’, wat ‘niet of geen’ betekent, en: “topos” ‘plaats’. Een ‘Utopia’ is dus een ‘geen-plaats’, oftewel een imaginaire staat van zijn of ontwerp waarin alles perfect is. Dat is per definitie onmogelijk natuurlijk.
Op het moment dat ons collectief De Natuurlijke Stad gevraagd wordt mee te denken voor een bepaald ontwerp, en we willen weten wat er mogelijk is, is het zaak een manier van denken te vinden die niet uitgaat van bestaande systemen, maar er ver aan voorbij. Bestaande systemen kloppen immers niet altijd. Die moet je ter discussie stellen, anders ben je vanaf het begin beperkt.
Als je een nieuwe stad wilt maken, beginnen wij altijd met een leeg vel. Alsof er niets zou zijn. Dan valt ons ontwerp niet binnen de huidige systemen en modellen en bestaat het naast het bestaande.
Utopisch denken is voor mij en mijn collega’s geen doel op zich. Het verleden heeft duidelijk aangetoond dat als mensen te star vasthouden aan hun idealen, dat hele vervelende situaties kan opleveren.
Ons levert utopisch denken vooral inspiratie en ruimte op. Het geeft richting aan ons denken, waardoor we meer alternatieven ontwikkelen en flexibeler kunnen handelen en transformeren. Zo zijn we in staat om binnen bestaande systemen, nieuwe systemen op te bouwen. Dat is een parallel proces. Je het zien als een proces met communicerende vaten. Het ene systeem laat je langzaam “leeglopen”, terwijl het andere “volloopt”. Die transitie vraagt een specifieke manier van denken, handelen, leven en zijn.
Ik denk dat de Nieuwe Tijd veel verbeeldingskracht van ons gaat vragen. Hoewel ik het onze huidige politici nog niet écht hardop hoor zeggen, is het denk ik voor (bijna) iedereen duidelijk dat we zullen moeten stoppen met alle mogelijke vormen van uitputting en vervuiling van de aarde en samen alternatieven moeten verzinnen om welvarend te zijn. Daarom is mijn eerste wens dat we:
1. Collectief leren denken in alternatieven
Ik sluit me aan bij het betoog van Ingeborg. En zou graag met haar en vele anderen in dialoog gaan hoe we in de Nieuwe Tijd samen kunnen leven, werken, recreëren op een alternatieve manier. Waarbij we onszelf en elkaar steeds de vraag stellen: is dit écht het beste, mooiste, meest duurzame en sociale wat wij als mensen kunnen maken, doen, beleven?
We hebben nu een samenleving gecreëerd waar je je deur niet open kan laten staan omdat je bang bent dat je kind wordt doodgereden als het de straat op rent. We hebben in naam van vooruitgang onze aarde vervuild en vergiftigd. We zetten gebouwen en wijken neer die pijn doen aan je ogen. Medemensen die hier hun heil komen zoeken, omdat we zelf enkele honderden jaren geleden hun leefwijze hebben verwoest, behandelen we als indringers. Overal waar je loopt, word je gedwongen naar reclame te kijken die je uitnodigt om meer te kopen dan je nodig hebt. Is dát vooruitgang? Is dit de écht de beste samenleving die we kunnen realiseren?
Ik denk oprecht dat velen met mij NEE! zeggen. Daarom is mijn oproep aan mezelf, mijn opdrachtgevers, collega ondernemers, bestuurders en politici: durf van mening te veranderen! Durf eerlijk en oprecht te zijn, en ken het verschil tussen beide.
Als je eerlijk bent, gaat het erom of het toetsbaar klopt wat je zegt. Dan moet je de waarheid spreken. Oprecht zijn betekent dat je vooral waarachtig bent, dat je er continu naar streeft eerlijk te zijn. Dat je jezelf openstelt voor alle perspectieven en alle waarheden van alle betrokkenen. Zodat je op basis daarvan de best mogelijke beslissing kunt nemen, waarbij je de belangen van minderheden goed borgt. Dat vergt immens veel wijsheid en het vermogen om verschillende alternatieven naast elkaar te kunnen beluisteren. Die wijsheid kunnen we alleen collectief bezitten. Er is niet één mens op aarde die alle wijsheid in pacht heeft, maar samen komen we een heel eind.
Persoonlijk streef ik ernaar oprecht te zijn. En soms vergis ik me oprecht! Ik denk dat de Nieuwe Tijd van Nieuwe Leiders kwetsbaarheid vraagt. Om te durven zeggen: ik dacht dat het toen het juiste was om te doen. Ik heb me vergist, dus ben ik nu een wijzer mens. Die fluïditeit, die mobiliteit in denken, hebben we nodig als het om het bedenken van alternatieven voor de grote vraagstukken gaat.
2. Alternatieve mobiliteit – in 2 uur naar Beijing met de ET3
De komende tijd zal van ons vragen dat we ons opnieuw leren verbinden met en verhouden tot de manier waarop we ons verplaatsen, zoals Anouschka al zei. Mobiliteit is een basisbehoefte en zou ook een basisrecht moeten zijn.
Als we denken vanuit bestaande systemen, dan gaan we al ons geld inzetten op het ontwikkelen en aanschaffen van stille en schone auto’s, trams en vliegtuigen. Dat is zeker een stap vooruit en vraagt nauwelijks aanpassing van ons gedrag. Echter, dan gebruiken we nog steeds méér materialen dan nodig, wetende dat de meeste auto’s 23 uur per dag stil staan en zo veel meer kostbare ruimte in beslag nemen dan nodig! Zonde! We kunnen zéker met 40% minder parkeercapaciteit toe, berekende Deloitte.
Ook de relatief lompe hyperloop die al in enkele van deze verhalen genoemd werd, voldoet niet aan de natuurlijke behoefte van de mens om voor de deur in te stappen en zelfstandig naar de gewenste bestemming te reizen. Bovendien heeft Elon Musk er belang bij om de komende 20 jaar nog heel veel auto’s te verkopen, om ons daarna naar Mars te laten verhuizen in zijn raketten.
Is er een alternatief? Ja dat is er. Het is een transportnetwerk dat gebruik maakt van vacuüm buizen. Het is ontwikkeld door uitvinder Daryl Oster en heet ET3, (Evacuated Tube Transport Technologies). In zo’n buis bestaat vrijwel geen luchtweerstand. Er is ook geen wrijving van wielen, omdat de capsules zweven op een magnetisch systeem. Eenmaal afgevuurd blijven ze makkelijk op snelheid, als een raket in de ruimte. Dan kun je in theorie in twee uur in Beijing zijn!
Stel dat we op basis van ET3 heroverwegen hoe mobiliteit er uit kan zien, dan zou het ET3 netwerk van iedereen moeten zijn. Je wilt immers niet dat je qua vervoersysteem afhankelijk bent van rijke mensen of buitenlandse partijen. Je wilt een onafhankelijk systeem, dat gedragen wordt door het collectief.
Zo’n collectief mobiliteitssysteem biedt zoveel kansen! Immers: als we het systeem samen ontwikkelen, bouwen en betalen, dan is het in ieders belang om dat zo slim en efficiënt mogelijk te doen. Dan zal de stabiliteit hoog zijn en de kosten voor transport en vervangingsonderdelen laag. Dan zijn we als volk allemaal aandeelhouder en samen verantwoordelijk.
In Den Haag ben ik zelf met mijn gezin en buren een mobiliteitscoöperatie gestart. Een groot succes – en dat is logisch – want vanuit onze boerentraditie zit het vermogen tot coöperatie ons in het bloed. Wij doen, als gezin, alles op de fiets. En als het nodig is gebruiken we een auto die bij onze wensen van dat moment past. Die leasen samen met onze buren in de buurcoöperatie Bomenbuurt Deelt. Zo creëren we actief meer ruimte voor meer ‘duurzaam fraai groen’ én een rijk leven in de onze stadsbuurt. Heel fijn. Op straat én op hoogte!
3. Alternatief wonen = natuurlijk wonen met overal groene daken
Op dit moment vernietigen we waardevolle grond en bodemleven, zodra we huizen en gebouwen neerzetten. Als je denkt in alternatieven, kán dat anders. Dan kun je die waardevolle grond gewoon enkele meters naar boven verplaatsen. Daardoor kun je op de daken, op hoogte, een natuurlijke omgeving en zelfs ecologische hoofdstructuren creëren, die huizen goed isoleert, waar mensen kunnen recreëren én die bijdraagt aan het verhogen van de biodiversiteit.
De volgende stap is om te kijken hoe we ín huis met energie omgaan.
4. Klimaatbestendig leven = anders omgaan met energie
Veel wat we in huis doen kost energie. Dat heeft enerzijds te maken met ons gedrag en anderzijds met de manier waarop onze apparaten, voertuigen, huizen en datacentra ontwikkelen.
Als we een jaar of 20 vooruit kijken, vermoed ik dat er weinig ‘winst’ te behalen valt in het aanspreken van mensen op hun individuele gedrag. Dat wordt namelijk sterk beïnvloed door collectieve sturing en keuzes die de invloed van het individu ver te boven gaan.
Op dit moment wordt onze persoonlijke energieconsumptie beïnvloed door actieve blootstelling aan prikkels (denk: kópen als verlichting voor de geest, reclame voor vliegreizen, etc.) en afhankelijkheid van externe partijen, die veel energie consumeren (denk: de enorme hoeveelheid energie die nodig is om jouw data ‘in de cloud’ op te slaan).
We hebben niet alleen – veel – minder energie nodig als we onze eigen data op onze eigen server zouden opslaan, we zouden onszelf óók een stuk onafhankelijker maken van grote partijen als Microsoft, Google en Über, wiens enige belang ‘aandeelhouderswaarde’ is.
Ik denk dat we kritisch moeten nadenken of we bijvoorbeeld écht bedrijven in ons land willen toestaan die al onze groene energie opslurpen, terwijl ze nauwelijks belasting betalen. Een reconstructie recentelijk in het NRC laat zien hoe dit op dit moment gaat.
Ook op dit punt kunnen we de wijsheid van het volk veel beter benutten. David van Reybrouck schreef daar het interessante boek “Tegen verkiezingen” over. Een aanrader!
Ik geloof sterk in de kracht van burgerbetrokkenheid, of met een duur woord: de deliberatieve democratie, zoals de president Macron, die in Frankrijk georganiseerd heeft. Hij stelde een representatieve burgerberaad samen uit 150 personen. Deze mensen kwamen 7 keer bijeen en zij kwamen o.a. op basis van adviezen van wetenschappers én eigen onderzoek tot maar liefst 149 aanbevelingen op het gebied van duurzame(re) transport, landbouw, de bouw, natuurbescherming, consumentengedrag en verantwoordelijkheid van bedrijven. Macron nam 98% van deze aanbevelingen over!
Ook in ons land zagen we recentelijk bij Zeewolde en de Elandsgracht in Amsterdam, dat burgers heel verstandig beslissen en voorstellen doen die de leefomgeving verbeteren. Ik hoop van harte dat de huidige en nieuwe generatie bestuurders meer op deze wijsheid durft te vertrouwen en deze actief gaat opzoeken én benutten.
En daarbij gun ik ons allen de moed om ‘pijn te durven (laten) doen’ om meer ‘collectief welzijn’ te bewerkstelligen. Want:
5. Ons verhouden tot ‘minder is meer’ is makkelijker in een reclamevrij leven
Op dit moment zijn we met 17 miljoen mensen. Met z’n allen hadden we dit jaar op 3 mei (World Overshoot Day) al alle voorraad aan natuurlijke grondstoffen verbruikt die de aarde in een jaar tijd kan voortbrengen. De rest van het jaar gaan we steeds dieper in het rood. Dat kán niet! We hebben geen planeet B. Er is een moment geweest in de geschiedenis waarop we ‘genoeg’ hadden. Nu zitten we in het level ‘teveel’.
De oorzaak?
Elke dag krijgen we een bijna oneindige stroom aan reclames over ons heen gestort die een leefwijze propageert waarvan iedereen, echt iedereen, weet dat het simpelweg niet houdbaar is. We kunnen niet allemaal 5x per jaar op stedenbezoek, twee auto’s kwijt in onze straten en kilo’s vlees per week eten zonder onze eigen leefomgeving, ons eigen huis, te vernietigen.
Al deze reclame jut ons op om ontzettend hard werken zodat we al die overbodige luxe kunnen betalen. En het praat ons een schuldgevoel aan. Als we niet twee keer per jaar op vakantie kunnen hebben we een “kutjaar”. We ‘moeten’ die hele dure auto hebben, terwijl we hem wellicht maar twee keer per jaar gebruiken. We ‘moeten’ iedere twee jaar een nieuwe iPhone. Amsterdam en Giethoorn zijn levende Disneyparken geworden.
Is dat écht wat we willen? Waarom? Is het nodig en wenselijk? We praten het onszelf aan!
Persoonlijk zou (het recht op) een reclamevrij leven – iets waar de VPRO een mooie docu over maakte (rebellen tegen reclame) en waar ook rijksbouwmeester Floris van Alkemade in zijn nieuwste boek voor pleit – me enorm veel rust in mijn hoofd geven. Daar is nu vaak strijd gaande tussen ‘iets nieuws willen hebben’ en ‘het oude opknappen/hergebruiken/het juiste doen’. Ook ik ben geen heilige en, net als ieder ander gevoelig, voor marketing en gadgets. Collectieve sturing helpt om ook collectief het ‘juiste’ te doen.
En natuurlijk zal een reclamevrij straatbeeld wennen zijn. En grote economische consequenties hebben. Al vermoed ik dat die uiteindelijk heel positief zullen zijn. Want zowel de schoonheid van als de veiligheid ín de openbare ruimte nemen enorm toe. Juist dorpen en steden die hun stadsgezicht beschermen en bevorderen door te kiezen voor bewust gevelbeleid, worden door veel mensen aantrekkelijk gevonden. En je gelooft het niet, maar in mijn stad zijn er kruispunten waar reclameborden het zicht op aankomend verkeer belemmeren. Serieus? Ja, echt ernstig!
Veel belangrijker nog, is mijn verwachting dat als we minder (nutteloze zaken) gaan consumeren, we tegelijkertijd meer ruimte én geld creëren om door te schakelen naar een samenleving waar we twee keer zoveel tijd kunnen gaan besteden om producten en gebouwen écht mooi en duurzaam neer te zetten.
Dan zijn er nét zoveel mensen aan het werk, kost het meer om het te maken en wordt het met zorg en liefde gedaan. Vervolgens zal het product ook zeker twee keer zo lang mee gaan. Dus: met dezelfde hoeveelheid “economie” hebben we dezelfde luxe én minder afval.
Schoonheid is zichtbaar geworden liefde, zei Plato al. Ik wil me de komende jaren samen met vele anderen inzetten voor het realiseren van die natuurlijke schoonheid in onze steden, en ik zou zeggen: laten we daar vooral heel veel reclame voor gaan maken!
Ik geloof heilig dat een mooier Nederland mogelijk is en dat we daar voldoende kennis en creativiteit voor in huis hebben. Al mag je me, tot we dat gerealiseerd hebben, gerust van utopische science fiction blijven betichten. 🙂
Ook leuk om te lezen
- Door de coronacrisis hebben Nederlanders de afgelopen maanden massaal thuisgewerkt. Het zichtbare gevolg: nauwelijks files, lege treinen, geschrapte vluchten en een helder blauwe lucht. Hoe kunnen we de positieve effecten van verminderde zakelijke mobiliteit vasthouden, juist na de crisis? Volgens Anders Reizen is het antwoord helder: tijd- en plaatsonafhankelijk werken faciliteren en reizen zoveel mogelijk spreiden.