Veel hoogvliegers uit onze praktijk VOELEN zich anders dan anderen. En weten niet waarom. Ze herkennen zichzelf niet als ‘hoogbegaafd’. Ze weten immers maar al te goed wat ze allemaal niet weten. En wat is dat eigenlijk: hoogbegaafdheid? Wanneer ben je dat wel en wanneer niet? Hoe slim moet je zijn? Op hoeveel vlakken? Waar blijkt dat uit? Tegen welke lat leg je jezelf of laat je jezelf leggen? In haar boek ‘Hoogbegaafd. Dat zie je zó! Over zelfbeeld en imago van hoogbegaafden’, geeft Maud Kooijman-van Tiel een mooie definitie van hoogbegaafdheid: ‘Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.’
Interessant en voor veel hoogvliegers herkenbaar, is haar hoofdstuk over de prestatie controverse. Daar staat de (maatschappelijke) vraag centraal of je alleen dan hoogbegaafd kunt zijn en als zodanig erkend, als je excellent presteert, boven een hoge norm. En met meet- en zichtbare resultaten. En hoe die prestatie-eis op hoogbegaafden kan uitwerken: hij verlamt, creëert onveiligheid, heeft faalangst en overmatig perfectionisme bij de hoogbegaafde tot gevolg. Immers: wie maakt eigenlijk uit wat een excellente prestatie is?
Liever spreekt zij over ‘scheppingsgerichtheid’. Ze schrijft: “Karakteristiek voor hoogbegaafden is de behoefte aan autonomie. Ze willen zelf bepalen wat te doen, zonder bazen die over hun schouder meekijken. Vervolgens kunnen hoogbegaafden vanuit hun eigen gedrevenheid en nieuwsgierigheid geprikkeld door veel indrukken, die zeer slim, rijk geschakeerd, creatief, snel, intens en complex worden verwerkt – veel sneller dan ik het kan uitspreken – het niet laten om scheppingsgericht te zijn! Je kunt dat ook omdraaien: hoogbegaafden raken intens in de war als ze niet regelmatig scheppingsgericht bezig kunnen zijn. Het is daarbij de kunst om die scheppingsgerichtheid tot expressie te brengen, de wereld in, en dat kan best lastig zijn. Soms vertrouwt de hoogbegaafde zijn eigen scheppingsgerichtheid niet, of vindt hij zijn producten (de prestatie) niet goed genoeg. Soms ook reageert de wereld negatief op de producten of kruipt de hoogbegaafde voortijdig in zijn of haar schulp. Maar, een intense scheppingsgerichtheid is buitengewoon kenmerkend voor een hoogbegaafde. En de ontluistering, als die gerichtheid geen ruimte krijgt of wordt afgestopt, is navenant groot. Dat is één van de redenen waarom het zo belangrijk is dat hoogbegaafden zichzelf (h)erkennen en met hun begaafdheid aan de slag gaan. Ze zijn niet gebouwd voor een middelmatig leven en doven uit of slijten extra hard als dat toch hun deel is. En het is daarom, dat het effectiever is om de scheppingsgerichtheid van hoogbegaafden te faciliteren, dan om voortdurend te meten of ze wel goed genoeg zijn.”
Meer weten? Lees dan: Hoogbegaafd – dat zie je zó! Over zelfbeeld en imago van hoogbegaafden. Door: Maud Kooijman-van Thiel. Als je hier klikt vind je meer informatie.